De assessment Italiaanse taalvaardigheid beoordeelt de kennis van een kandidaat op het gebied van lezen, schrijven, luisteren en spreken in het Italiaans. Dit assessment behandelt onderwerpen zoals grammatica, woordenschat, zinsstructuur en tekstbegrip. Het zorgt ervoor dat kandidaten zowel over basis- als gevorderde taalkundige vaardigheden beschikken. Door middel van 20 getimede, progressief uitdagende vragen fungeert het als een vroege knock-outcriterium voor functies waarbij beheersing van de Italiaanse taal vereist is, zoals klantenservice, zakelijke communicatie en vertaling.
De assessment Italiaanse taalvaardigheid begint met fundamentele taalkundige concepten en gaat verder naar meer geavanceerde begrips- en communicatieve vaardigheden. In een 20-vragen format ziet dit er als volgt uit:
De test is getimed, wat vereist dat kandidaten efficiëntie en nauwkeurigheid tonen in realistische taalgebruikscenario’s waarin helderheid en begrip cruciaal zijn.
De resultaten van de assessment Italiaanse taalvaardigheid geven werkgevers een helder inzicht in de taalvaardigheden van een kandidaat. Hoog presterende kandidaten tonen een sterke taalkundige beheersing, waardoor alleen gekwalificeerde individuen doorstromen in het selectieproces. Dit verbetert de wervingsbeslissingen en versterkt de communicatie in meertalige omgevingen.
De assessment Italiaanse taalvaardigheid is het meest geschikt voor gebruik in een vroeg stadium van het wervingsproces, bijvoorbeeld voor functies in klantenservice, vertaling en internationale handel. Door deze test als knock-outcriterium te hanteren, kunnen werkgevers ervoor zorgen dat alleen kandidaten met sterke Italiaanse taalvaardigheden doorgaan. Dit assessment is met name waardevol in sectoren zoals toerisme, financiën en internationale handel, waar meertalige communicatie essentieel is.
Basisniveau: Wat is de correcte vertaling van "Goedemorgen" in het Italiaans?
a) Buonasera
b) Buongiorno
c) Buonanotte
d) Ciao
Welke van de volgende zinnen is grammaticaal correct in het Italiaans?
a) Io è un insegnante.
b) Lui ha un gatto.
c) Lei vado a scuola.
d) Noi mangia una mela.
Gemiddeld niveau: Welk lidwoord past correct bij het zelfstandig naamwoord "tavolo" (tafel) in het Italiaans?
a) La
b) Il
c) Lo
d) Le
Wat is de juiste verleden tijdsvorm van het werkwoord "andare" (gaan) in het Italiaans?
a) Va
b) Andò
c) Andato
d) Andava
Geavanceerd niveau: Welke van de volgende Italiaanse uitdrukkingen is een idiomatische uitdrukking?
a) Avere le mani bucate.
b) Piove gatti e cani.
c) Lasciami stare.
d) Non ho tempo.
Welke naamval wordt gebruikt om bezit uit te drukken in het Italiaans?
a) Nominatief
b) Accusatief
c) Genitief
d) Dativ