De assessment Spaanse taalvaardigheid beoordeelt de kennis van een kandidaat op het gebied van lezen, schrijven, luisteren en spreken in het Spaans. Dit assessment behandelt onderwerpen zoals grammatica, woordenschat, zinsstructuur en tekstbegrip. Het zorgt ervoor dat kandidaten zowel over basis- als gevorderde taalkundige vaardigheden beschikken. Door middel van 20 getimede, progressief uitdagende vragen fungeert het als een vroege knock-outcriterium voor functies waarbij beheersing van de Spaanse taal vereist is, zoals klantenservice, zakelijke communicatie en vertaling.
De assessment Spaanse taalvaardigheid begint met fundamentele taalkundige concepten en gaat verder naar meer geavanceerde begrips- en communicatieve vaardigheden. In een 20-vragen format ziet dit er als volgt uit:
De test is getimed, wat vereist dat kandidaten efficiëntie en nauwkeurigheid tonen in realistische taalgebruikscenario’s waarin helderheid en begrip cruciaal zijn.
The results of the Spanish language assessment provide employers with a clear understanding of a candidate’s ability to communicate effectively in Spanish. High-performing candidates showcase strong linguistic proficiency, ensuring that only qualified individuals progress in the selection process. This improves hiring decisions and enhances communication in multilingual environments.
De assessment Spaanse taalvaardigheid is het meest geschikt voor gebruik in een vroeg stadium van het wervingsproces, bijvoorbeeld voor functies in klantenservice, vertaling en internationale handel. Door deze test als knock-outcriterium te hanteren, kunnen werkgevers ervoor zorgen dat alleen kandidaten met sterke Spaanse taalvaardigheden doorgaan. Dit assessment is met name waardevol in sectoren zoals toerisme, financiën en internationale handel, waar meertalige communicatie essentieel is.
Basisniveau: Wat is de correcte vertaling van "Goedemorgen" in het Spaans?
a) Buenas noches
b) Buenos días
c) Buenas tardes
d) Hola
Welke van de volgende zinnen is grammaticaal correct in het Spaans?
a) Yo es un profesor.
b) Él tiene un gato.
c) Ella va a la escuela.
d) Nosotros come una manzana.
Gemiddeld niveau: Welk lidwoord past correct bij het zelfstandig naamwoord "mesa" (tafel) in het Spaans?
a) El
b) La
c) Los
d) Un
Wat is de juiste verleden tijdsvorm van het werkwoord "ir" (gaan) in het Spaans?
a) Va
b) Fue
c) Iba
d) Iré
Geavanceerd niveau: Welke van de volgende Spaanse uitdrukkingen is een idiomatische uitdrukking?
a) Estar en las nubes.
b) Está lloviendo gatos y perros.
c) Déjame en paz.
d) No tengo tiempo.
Welke naamval wordt gebruikt om bezit uit te drukken in het Spaans?
a) Nominatief
b) Accusatief
c) Genitief
d) Datief